Nog maar net haalde de bejaarde
man de receptie van het politiebureau in de Rotterdamse wijk
Delfshaven. Hij was behoorlijk toegetakeld. Een paar vegen gestold bloed in
zijn dunne haren, rode beurse plekken op zijn ingevallen wangen, waterige ogen,
snotterend en een ingescheurde lip.
De brigadier kwam snel
vanachter de balie vandaan en ondersteunde de gewonde man voorzichtig naar een
stoel.
'Wat is er met u gebeurd?',
vroeg hij bezorgd terwijl de man onderuitgezakt op de stoel ging zitten.
Ondertussen kwam een agent snel
aanlopen met een glas water.
'Hier, neemt u even een slokje
water, dat zal u goed doen.'
De brigadier herhaalde zacht
zijn vraag.
'Wat is er gebeurd?'
Een paar slokken water hadden
de man kennelijk goed gedaan. Hij schoof weer wat rechter op in zijn stoel en
keek de agenten aan.
'Ze hebben me in mekaar
geslagen', kon hij er moeilijk uitkrijgen want zijn lippen wilden nog niet goed
meewerken. 'Zo maar, om niets, hier een paar straten verderop. Een zo'n gast
stond in mijn nek te hijgen. "Hé opa, mag je wel alleen op straat van
oma", schreeuwde hij in mijn oor terwijl hij zo'n beetje tegen me aanduwde
en die ander stond plotseling vlak voor me, met zijn gezicht pal in mijn
gezicht. Ze moesten allebei erg lachen om hun grap, zo'n enge giechelende lach.
Nou, je schrikt je rot, paniek, ja, wat moet je? Je staat er helemaal alleen
voor.'
Terwijl hij zo vertelde,
schoten de tranen hem in de ogen. Hij was nog behoorlijk van streek. Toch
verstrakten de agenten iets. De brigadier boog zich weer wat van de oude man
terug, terwijl de agent het glas langzaam uit de hand van bejaarde nam.
'Ja, oké, je staat er dan
helemaal alleen voor', bevestigde de brigadier, 'maar wat heb je toen gedaan?'
Uit zijn stem klonk al minder medelijden dan in het begin.
'Gedaan?', mompelde de man.
'Ja, wat moet je? Niks. Voor hetzelfde geld slaan ze je verrot! Ik probeerde
door te lopen, maar dat ging niet, want die ene gast bleef gewoon staan. Toen
ik erlangs wilde, kreeg ik een lel en toen nog een en ...', hij moest even een
paar keer slikken, 'toen een paar stompen in mijn gezicht. "Doe de groeten
aan oma", riepen ze me nog na.' Hij liet zijn hoofd zakken.
'Je hebt je toch wel gehouden
aan de regels van de cursus Straatcultuur, hè?' De brigadier tilde het hoofd
van de man bij de kin omhoog en keek het slachtoffer indringend aan. 'Je hebt
ze toch niet aangekeken, of wel?' Aan de blik van de man zag de brigadier
meteen hoe laat het was. Hij richtte zich weer op en keek met een radeloze blik
naar zijn collega.
'Ja', nam die het gesprek op
luide toon over terwijl hij het glas nogal stevig op een tafeltje zette, 'daar
hebben we het op de cursus Straatcultuur toch over gehad. Weet je dat niet
meer? Kijk ... ze ... niet ... ááháán!! Om ze niet nóg agressiever te maken dan
ze misschien al zijn!! Ja, hoe vaak moeten we dat nog uitleggen! We hebben het
er tijdens de cursus nog zo ingehamerd: probeer neutraal over te komen en: kijk
... ze... dus ... niet ... aan! Ja zo werkt dat!! Je weet toch hoe belangrijk
dat is. Maar nee hoor, meneer hier kijkt ze recht in hun smoel. Ja, dan vraag
je ook om moeilijkheden, neem me niet kwalijk.'
Met een blik van toenemende
boosheid keek hij op naar zijn collega die na deze monoloog vermoeid zuchtte en
voor de verbouwereerde bejaarde man nog eens de belangrijkste elementen van de
cursus Straatcultuur samenvatte.
'Mijn collega hier heeft
helemaal gelijk. Kijk, om te beginnen schuilt niet in al die gasten een
crimineel. Dat weet je toch, dat hebben we vaak genoeg verteld. Dat is één. En
haal je niet gelijk van die verhalen in je hoofd dat zo'n gast vast heeft
gezeten of zo. Dat wéét je niet! Nee, dat is toch zo, dat wéét je niet! Maar
ondertussen gaat hij door jouw toedoen wel over de rooie, ja en dan kijk je hem
nog aan ook, ja dan heb je de poppetjes aan het dansen, dan loop je zo maar
tegen een paar flinke tikken aan. Nogal wiedes toch?'
Hij keek erbij of hij het nu
ook niet meer wist. Langzaam liep hij weer om de balie heen terug naar zijn
stoel en even later zat hij weer op zijn post. 'En wat wil je nou van ons?',
vroeg hij de oude man.
'Ik wil aangifte doen', kon
deze er nauwelijks verstaanbaar uitbrengen. 'Ik laat me toch niet zo maar in
elkaar slaan?'
'Aangifte doen?' De brigadier
keek alsof hij het in Keulen hoorde donderen. 'Nou wordt die helemaal mooi.
Eerst houdt meneer zich niet aan de cursus, en die heeft een flinke smak geld
gekost, dat weet je ook wel en dan komt hij hier een beetje aangifte doen.
Alsof wij hier niet genoeg te doen hebben. En we hebben al zo weinig personeel.
Er zijn er nou vier op de Oostblaak om fietsverlichting van brugpiepers van het
Erasmiaans te controleren en bij Donner lopen ook al een paar man voor fietsen
op het trottoir. Nee, wat jij had moeten doen, is je beter aan de regels van de
cursus Straatcultuur houden. Dat had je moeten doen. Dan had je nu niet al die
ellende gehad.'
Wanhopig hief hij zijn beide
armen op. 'Aangifte, nou vraag ik je!'
Zie
AD d.d 30 oktober 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten