12 november 2008

De gestolen stropdas


Het verhaal van de gestolen stropdas is eigenlijk een klucht in een aantal akten die niets met elkaar te maken lijken te hebben.

De kleedkamer
Het begon in de kleedkamer van de vereniging waar ik regelmatig squash. Op een keer was ik wat vroeger, rond een uur of half vijf, en verkleedde me in een lege kleedkamer. Toen ik na een uurtje terugkwam, hing ook de kleding van drie of vier andere leden in een overigens nog steeds vrijwel lege kleedkamer. Na het douchen kleedde ik me aan en wilde mijn stropdas omdoen maar die bleek niet meer bij mijn kleren te hangen. Hij lag niet op de grond, was niet tussen mijn natte squashkleding gevallen en ook in mijn sporttas kon ik hem niet vinden. Zoeken, nog eens zoeken in de hele vrijwel lege kleedkamer, maar geen das!
Af en toe wordt in de kleedkamer wel eens wat gestolen, maar dan gaat het vrijwel altijd om geld of voorwerpen van waarde. Maar een stropdas ...! Goed, het was wel een echte, blauw-rose gebloemde stropdas die we in Londen bij Liberty hadden gekocht en in Nederland niet te koop was, maar dan nog. Wie steelt er nu een stropdas?

Het verjaarspartijtje
Een paar maanden later waren mijn vrouw en ik op een verjaardag bij vrienden. Na enige tijd wenkte mijn vrouw me.
'Zie je die meneer daar, die heeft jouw stropdas om!' fluisterde ze en wees naar een kalende man die in de andere kamer stond te praten.
En inderdaad, de das die je in Nederland nooit ziet, prijkte om de hals van een persoon die van dezelfde squashvereniging lid was als ik. Sterker nog, die ik op de bewuste middag ook had zien squashen en een - naar later bleek - bedenkelijke reputatie genoot. Dus ik keek behoorlijk verbouwereerd.
'lk ben al naar hem toegestapt', vervolgde mijn vrouw, 'en ik zei tegen hem:
"Wat heb jij een bijzondere das om!" en ik liet mijn hand zo langs zijn das glijden en ja hoor, ik weet 100% zeker dat die van jou is.
"Waar heb je die gekocht?" vroeg ik hem.
"O, dat weet ik niet meer, ik geloof in de Bijenkorf," antwoordde hij. "Dat kan niet," zei ik, "want die verkoopt deze stropdassen niet. Trouwens, die zijn in Nederland helemaal niet te koop."
"O," zei hij, "maar wat maak je je toch druk om mijn stropdas!"
"Nou, omdat ik hem zo mooi vind, dat mag toch wel?" zei ik en ben toen weer weggelopen. Maar je zou eigenlijk ook zelf even moeten kijken. Ik weet zeker dat het jouw das is.'
Dus een paar tellen later sprak ik C. aan die ik overigens alleen van gezicht kende.
Na een paar woorden over squash te hebben gewisseld, begon ik over zijn das.
'Wat heb jij een mooie das', merkte ik op, waarop hij licht geïrriteerd reageerde.
'Begin jij nu ook al over mijn das? Daarnet was er ook al iemand!'
Ik beëindigde het gesprek, want ik had inmiddels ook al vastgesteld dat het hier om mijn das ging.
Wat nu te doen, op een verjaardagsfeestje van vrienden? Luid roepen: 'He, je draagt mijn stropdas, die is een paar maanden geleden gestolen, bij ons op de squasclub, hoe kom jij er aan?'
Ik weet niet wat de etiquette voorschrijft, maar we hebben het er maar bij gelaten. Het gaat uiteindelijk maar om een stropdas.

Het schoolplein
Toen mijn vrouw dit verhaal later bij ons thuis aan een goede vriendin vertelde, had ze niet in de gaten dat onze zoon van 9 op de gang stond mee te luisteren en kennelijk al snel begreep over wie werd gesproken: dat was de vader van een leerling bij hem in de klas.
Een paar dagen later werd mijn vrouw opgebeld door de vrouw van C. Ze was behoorlijk opgewonden.
'Weet jij wat je zoon op het schoolplein over ons vertelt?' begon ze. 'Dat C. de stropdas van je man heeft gestolen. Hij zegt dat hij dat van jullie heeft! Hoe komen jullie erbij, het is een schande!'
Mijn vrouw wist niet goed wat te zeggen en vertelde het verhaal en hoe toevallig ze dat allemaal vond. Daar wist de vrouw van C. wel een verklaring voor te vinden.
'Ik vind dat helemaal niet zo toevallig, als je weet dat mijn man een echte dassenfreak is. Zijn hele kast hangt vol stropdassen. Hij koopt er veel zelf en omdat zijn vrienden dat weten, krijgt hij er ook veel, bijvoorbeeld voor zijn verjaardag. Dus zo gek is het niet dat hij een das heeft die op die van je man lijkt.'
Een plausibel verhaal dat overigens de twijfel bij mijn vrouw niet helemaal had weggenomen, maar ze wist niet anders te doen dan haar excuses te maken voor het gebeurde op school. Dat had ook geen pas gegeven. 'Dat had hij natuurlijk nooit mogen zeggen. Maar ik wist niet dat hij ons gesprek heeft kunnen horen. Dus ik hoop dat je onze verontschuldigingen wilt accepteren.'
Toen mijn vrouw en ik het telefoongesprek bespraken, besloten we dat we C. en zijn vrouw een bloemetje zouden bezorgen. Zoals de zaken waren gegaan, kon natuurlijk niet en dat moet je dan ook laten merken.

De squashclub
Daags erna ontmoette ik C. die ik anders nauwelijks tegenkwam, op de squashclub. Ik kwam nog even terug op het telefoongesprek tussen onze vrouwen en bood ook hem mijn verontschuldigingen aan.
'Ja, dat is wel goed', reageerde hij, 'maar ik begrijp niet waar al die ophef over gaat. Het gaat maar over een stropdas. Ik begrijp er helemaal niets van. En dan moet je weten dat ik helemaal niets om stropdassen geef! Ik draag er praktisch nooit een. En dat je zoon die verhalen over mij vertelt ... Ik vertel toch ook niet dat hij hier pakjes in de buurt bezorgt, je begrijpt me wel?'

8 november 2008

'Nee, breuken doen we niet meer ...'


Hoe heeft het in hemelsnaam toch zover kunnen komen dat onze kinderen zo slecht rekenen. Ook van taal, aardrijkskunde en geschiedenis weten ze niet veel, maar laten we het voor het gemak even bij rekenen houden. Hoe heeft het zover kunnen komen?

Helemaal een verrassing is het voor mij toch niet. Al ongeveer dertig jaar geleden was er een voorval dat mij het onbehaaglijke gevoel gaf dat het met onderwijs de verkeerde kant uitging.
We hadden een paar goede vrienden bij wie we regelmatig op bezoek kwamen. Hij was een populaire docent aardrijkskunde aan een middelbare school en zij onderwijzeres aan een Jenaplanschool, een lagere school met een eigen onderwijsplan.

Toen we op een avond voor een feestje bij hen op bezoek waren, vertelde ze dat ze die middag met het volledige onderwijsteam hadden vergaderd. Het was een lange vergadering geworden, maar dat was niet voor niets geweest, want ze waren unaniem tot het besluit gekomen dat ze geen les meer zouden geven in breuken.
'Jullie geven geen les meer in breuken?' stamelde ik behoorlijk verbaasd.
'Nee, dat waren we al een hele poos van plan, maar het kwam er maar steeds niet van. Het gehele team was het er nu over eens dat ze met die breuken moesten stoppen. Om te beginnen was het aan de leerlingen haast niet uit te leggen. Veel te ingewikkeld. Geen kind begreep er iets van en al helemaal niet waar je ze voor nodig had. Voor de onderwijzers was dat behoorlijk frustrerend. En probeer zo'n leerling dan nog maar eens gemotiveerd te krijgen! En het was toch ook zo? Je gebruikt toch nooit breuken? Wanneer komt het voor dat je 1/3 en 3/4 moet optellen of vermenigvuldigen? Laat staan op elkaar delen? Dat komt toch eigenlijk niet voor? Nee, ze hadden het er vanmiddag nog eens goed over gehad en waren als onderwijsteam tot de conclusie gekomen dat ze geen tijd meer zouden besteden aan dit obstakel voor zo veel leerlingen.

Ik had veel moeite met haar redenering, maar juist als wiskundige wilde ik niet gelijk voor eigen parochie preken. Misschien had ze wel gelijk en hoefde je eigenlijk niet meer met breuken te kunnen rekenen om toch goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Maar erg lang hoefde ik hierover niet na te denken. Na enkele tellen had ik diverse voorbeelden bedacht waaruit bleek dat het leven zonder breuken nog ingewikkelder is dan met breuken.
Veel meer dan over het feit dat zij en haar collega's geen heil meer zagen in dit onderdeel van het rekenonderwijs, was ik geschokt dat een aantal onderwijzers een dergelijke ingrijpende beslissing zelfstandig mocht nemen. Ouders brengen hun kinderen in goed vertrouwen naar school en rekenen op goed onderwijs, maar dat bleek dus niet meer zo vanzelfsprekend.

Nu, na al die jaren weten we dat ook de gebrekkige kennis van het rekenen bij de onderwijzers zelf een rol kan hebben gespeeld. Misschien had mijn vriendin zelf ook moeite met breuken en was ze samen met haar collega's wat blij dat ze dit lastige onderwerp uit het rooster kon schrappen en meer tijd besteden aan het kringgesprek dat bij de kinderen - en trouwens ook bij de ouders - in zo'n goede smaak viel. Het is toch veel gezelliger om met de leerlingen te praten over het afgelopen weekend dan je tanden stuk bijten op lastige rekensommen?

En ook weten we dat de meeste leerlingen, ook die in de hoogste klas van het VWO, niet meer kunnen rekenen. Hun leraren weten dat al jaren. Die merken dat ze geen raad meer weten met breuken, de tafels tot en met 10 niet meer beheersen, eenvoudige optellingen of aftrekkingen niet meer uit het hoofd kunnen uitrekenen en moeite hebben met de eenvoudigste procentberekeningen. De leraren mogen dat misschien wel hebben opgemerkt, de ouders van die leerlingen weten dat vaak niet. Die hebben hun kinderen ooit naar school gebracht in het vertrouwen dat ze net zo goed leerden rekenen als zij vroeger. Dat bleek dus een flinke misrekening!

3 november 2008

IJskoud de beste


Minister Bos van Financiën schetste in oktober 2008 op het hoogtepunt van de kredietcrisis hoe onverantwoordelijke provincies en gemeenten als jan doedels in zee gingen met Icesave. Hoe het zover heeft kunnen komen wordt geschetst in het onderstaande tafereel dat zich in de zomer een paar maanden eerder afspeelde in de werkkamer van de gedeputeerde van Financiën van de provincie Noord-Holland.

De voorlichter stormde de kamer van de Noord-Hollandse gedeputeerde Financiën binnen.
'Heb je het al gehoord,' viel hij met de deur in huis, 'De Volkskrant is met een achtergrondartikel bezig over hoe de lagere overheden met het geld van de belastingbetaler omspringen.'
De gedeputeerde die door de plotselinge verschijning van de voorlichter even gealarmeerd was, zakte gerustgesteld terug in zijn bureaustoel.
'Nou, daar gaan we toch goed mee om?'
'Dat vind jij, maar daar denken zij toch anders over. Volgens hun gegevens hebben de lagere overheden tientallen miljarden euro's op stoffige en dus laagrentende bankrekeningen staan en ze schatten onze spaartegoeden op een paar miljard, dat klopt wel ongeveer. En dat alles tegen veel te lage rentetarieven, zeggen ze. We worden door die banken in het pak genaaid. Dat zal zo'n beetje de teneur van hun artikel worden.'
Hij plofte in de stoel links voor het bureau die gewoonlijk door bezoekers van de gedeputeerde wordt gebruikt. Het was warm en De Volkskrant had hem vlak voor de vakantie behoorlijk van streek gemaakt. Hij voelde zich klam en maakte met zijn rechterhand wat meer ruimte tussen zijn boord.
'Nou, daar is toch niets mis mee,' antwoordde de gedeputeerde rustig. 'We hebben te maken met belastinggeld en daar moet je dus voorzichtig mee omgaan. Dat is goed bestuur en ook mijn beleid. We zijn geen cowboys. Wat vangen we nu voor zo'n deposito van 80 miljoen, 3.8%? 4.0%? Ja, het is niet veel, dat weet ik ook wel, maar in deze tijd moet je het niet van de rente hebben, dat weet iedereen.'
De voorlichter was verre van overtuigd.
'Die kerel van De Volkskrant noemde ook ons deposito, ja. Dat was juist een belangrijk rekenvoorbeeld in zijn artikel. Trouwens, hij moet ons sowieso hebben. Hij rekende voor dat we voor dat bedrag op jaarbasis ongeveer 1 miljoen euro te weinig rente-inkomsten hebben. Wij hadden ons geld natuurlijk bij zo'n bank die al maanden niets aan zijn rentetarieven had gedaan, zei hij, terwijl er de laatste tijd een paar frisse nieuwkomers waren bijgekomen die de markt flink hadden opgeschud. Zij konden scherpe tarieven rekenen, omdat ze alles via internet regelen en daarom minder kosten maken. En waarom wij ons geld dan niet op zo'n lucratieve spaarrekening hadden weggezet? Dat wilden ze wel eens weten. Was het soms gemakzucht, business as usual? Of die miljoen voor een provincie niet de moeite waard was en of we wel wisten hoeveel bijstandsmoeders je hiermee een plezier kon doen. Wanneer hun artikel in de krant komt, hadden we veel uit te leggen, vond hij.'
De gedeputeerde voelde zich bij het relaas van zijn voorlichter toch niet helemaal op zijn gemak. Inderdaad, je moest conservatief met belastinggeld omgaan. Maar hij had ook van die nieuwe banken gehoord. Icesave met name, met die leuke kleurtjes, had zijn aandacht getrokken. Maar ja, een buitenlandse bank, alleen maar contact via internet, hij wist het niet. Was dat nu wel zo'n goede keuze? Aan de andere kant, hij had al een keer op internet gekeken om te zien hoe betrouwbaar Icesave was en of zo'n bank wel voldeed aan de richtlijnen van FIDO. Want dat was natuurlijk een keiharde eis. Ze begonnen niet aan die wildwest-praktijken zoals in Zuid-Holland een paar jaar geleden. Dat was heel slecht afgelopen. En Icesave had inderdaad een betrouwbare A-rating en hun particuliere tegoeden werden net zo gegarandeerd door De Nederlandse Bank als bij andere banken en dat deed DNB ook niet zomaar. Als er wat mis zou zijn met zo'n bank, dan zou DNB toch al lang hebben ingegrepen? En dan, 5.25% is natuurlijk niet mis, meer dan 1% meer dan elders. Op zo'n bedrag van 80 miljoen tikte dat behoorlijk aan, inderdaad ongeveer een miljoen, dat wist hij ook wel, daar hoefde je niet een batterij bijstandsmoeders voor uit de kast te trekken.
Terwijl hij zo voor zich uit zat te denken en de voorlichter nog steeds op zijn verdere reactie zat te wachten, verbrak de telefoon de stilte. Zijn secretaresse riep opgewonden: 'Bos is op tv, hij heeft het over de financiën bij Noord-Holland. Op Nederland 1.'
En inderdaad, de gedeputeerde en zijn voorlichter troffen minister Bos van Financiën midden in een interview voor een microfoon van het NOS journaal.
'... het kan en mag toch niet zo zijn dat ze zomaar geld laten liggen. En, weet u, het gaat hier niet over een paar euro, maar over vele miljarden. Ook provincies en gemeenten moeten verantwoordelijk met gelden omgaan die door de burgers aan hen zijn toevertrouwd. Dan moet je niet zomaar ergens een rekening nemen en rustig achterover leunen. Dan moet je ook eens om je heen kijken en zien hoe je je geld met meer rendement elders kunt onderbrengen. Ook de lagere overheden hebben hier een grote verantwoordelijkheid. En als je als gemeente of provincie niet weet hoe je dat moet aanpakken, dan is FIDO een uitstekende handleiding. Die is eerder dit jaar nog aangepast. Je kiest een hoogrentende rekening en kijkt of zo'n bank voldoet aan de eisen van FIDO, daar is FIDO voor. Bij een grotere gemeente of een provincie gaat het al gauw om vele miljoenen per jaar. Ook lagere overheden moeten beseffen dat ...'
De gedeputeerde zette het toestel af en pakte opnieuw de telefoon.
'Els, wil je het hoofd Financiën vanmiddag even bij me langssturen?'

Vier stadswachten is teveel



Bent u ze al eens tegengekomen, zo'n groepje stadswachten? U weet wel, die half of soms geheel geüniformeerde personen die voor uw veiligheid moeten zorgen. En beviel het? Voelde u zich gelijk een stuk veiliger of maakte u zich snel uit de voeten omdat u geen bon wilde riskeren?

Onechte broertje van de agent

Al sinds een paar jaar moeten zij de afwezigheid van de politie in de wijk compenseren en zodoende zorgen voor voldoende blauw op straat. Maar ja, echte agenten zijn het natuurlijk niet. Deze medewerkers van Stadstoezicht of Toezicht en Veiligheid of hoe zo'n afdeling ook mag heten, komen bij gebrek aan een andere baan in een dergelijke functie terecht. Ze hebben vergeleken bij hun grote broers en zusters meestal nauwelijks een vooropleiding en ze zijn slecht op hun taak voorbereid. Logisch dus dat ze tot dusver alleen maar mochten surveilleren.
Maar daar komt misschien verandering in. Straks mogen ze bij bepaalde typen overtredingen bekeuringen uitdelen en zelfs iemand in de boeien slaan.
Gelukkig heb ik weinig ervaring met deze stadswachten. Toch heb ik ze wel eens in actie gezien en dat stemde niet hoopvol. Twee voorbeelden.

Toezicht of Gezelligheid
De bevolking van de Rotterdamse wijk Kralingen is zeer gemêleerd. Hoewel ook in deze buurt wel eens wat gebeurt, kunnen de bewoners zich gelukkig prijzen in een fraaie buurt te wonen. Toch kun je ook dan stadswachten tegenkomen. Nee, niet een enkele stadswacht, ook geen duo. Ze surveilleren meestal met zijn vieren of in een groepje van nog meer personen.
Zo kwam ik eens zo'n gezelschap van vijf dames en heren tegen in een straat waar sinds mensenheugenis niets bijzonders is voorgevallen. Of ze nu in opdracht van de leidinggevenden met zovelen tegelijk waren of dat kleinere groepjes elkaar opzoeken en in groter verband gezellig verder optrekken is niet duidelijk. Gezellig hadden deze stadswachten het in elk geval wel. Druk keuvelend vertelde de een over zijn nieuwe inbouwkeuken, terwijl haar mannelijke collega een paar passen achter haar met zijn maat de prestaties van Feyenoord besprak. Oog voor de omgeving was er niet, daarvoor waren ze te druk met elkaar bezig. En zo slenterden ze straat in, straat uit. Wat nu Toezicht, wat nu Veiligheid?


Vier is teveel
Je zou bovendien denken dat groepjes van maximaal twee stadswachten veel efficiënter en effectiever zijn. Je hebt net zoveel ogen en oren, maar dan op twee tot drie keer zoveel plaatsen. En dan ben je ook sneller uitgepraat met je collega en kun je de aandacht weer op de omgeving richten. En zou je nog hulp willen hebben van meer collega's of politie, dan kan iedere stadswacht gebruik maken van zijn communicatieapparatuur en in no time is het hele corps ter plaatse.


Toezicht: wegkijken is ook een vak
Een ander voorbeeld betreft een groepje stadswachten dat ik echt in actie heb gezien. Of eigenlijk niet in actie.

Drie van deze toezichthouders liep een tijdje terug in het Rozenburgpark (een prachtig park in Kralingen) langs een bank met een aantal zwervers die een enorme troep hadden gemaakt. De heren van Veiligheid en Toezicht liepen gewoon door, blik strak vooruit, vooral niet kijken en zeker niet mee bemoeien: zwervers, dat zijn rare types, je weet nooit wat je je op de hals haalt wanneer je je met hun zaken
bemoeit. Toen ik de heren een eind verderop op hun toezichthoudende taak wees, reageerden ze verongelijkt dat de troep hun niet was opgevallen en stapten monter door.

Zero tolerance voor pitbulls?
Een dergelijke coulante houding zal ongetwijfeld ook de trotse tattoo-eigenaar van een loslopende pitbull ten deel vallen, of een agressieve, spugende groep Marokkaanse jongens. Maar de burger die een papiertje op de grond werpt, zijn hond niet aangelijnd uitlaat of een stukje op een leeg trottoir fietst, kan maar beter geen stadswacht tegenkomen! Die wordt geboeid op de bon geslingerd.